Het thema van deze periode was goed/fout, Wat betekenen ‘goed’ en ‘fout’ voor mij als ontwerper? Kan iets tegelijk goed én fout zijn? Dit ben ik gaan onderzoeken door procesmatig te gaan onderzoeken en maken.
In de eerste les kregen we de opdracht om verschillende beelden mee te nemen bij dit lijstje: 1x een glorieuze mislukking, 1x een ontwerp dat pijn doet aan je ogen, 1x iets die jij mooi vindt, maar waarvan je vermoedt dat je de enige bent, 1x een voorbeeld van foute smaak uit eigen collectie en 1x iets waar echt alles goed aan is. Ik had voor het ontwerp dat pijn doet aan je ogen een foto meegenomen die ik op vakantie in Berlijn had gemaakt. Het was een foto van een voorgevel van thuisverpleging, ik had er destijds een foto van gemaakt omdat ik het zo absurt lelijk vond dat het bijna mooi begon te worden. Met die foto heb ik een nieuw beeld gemaakt om alle onderdelen die ik zelf echt heel fout vond aan deze voorgevel nog meer te accentueren.
Ik ben voor mijzelf gaan onderzoeken wat ik met deze nieuwe kennis wilde doen. Al snel kwam ik er achter dat er overal lelijke voorgevels te vinden zijn in de stad. Ik ben in Rotterdam onderzoek gaan doen en daar kwam ik snel tot de conclusie dat er overal lelijke gevels zijn maar dat dat ook wel iets moois heeft. Daardoor ben ik op het concept gekomen om een catalogus te maken met alle foute winkelgevels, door ze te categoriseren zie je de overeenkomsten en wordt het bijna een soort patroon. Zo ontstond mijn ode aan lelijke panden in Rotterdam.